Portugese roséwijnen worden meestal gemaakt van inheemse druivenrassen, zoals Touriga Nacional, Aragonez (Tempranillo), Castelão, Baga. Soms worden Portugese druiven geblend met internationale druivenrassen zoals de Syrah en Cabernet Sauvignon. Portugal heeft verschillende wijnregio's die bekend staan om hun roséwijnen. Enkele bekende regio's zijn Vinho Verde, Douro, Alentejo, Dão, algarve en Lisboa. Iedere winregio geeft de wijnen een eigen karakter vanwege de verschillende klimaten en bodemsoorten. De productiemethoden die in Portugal gebruikt worden voor rosé wijnen variëren. Toch worden de meeste rosé’s gemaakt van blauwe druivenrassen. De kleur wordt bepaald door de tijd dat de sap  in contact is gewest met de druivenschillen. Deze methode staat bekend als "maceration" of "saignée". Of een rosé licht zalmkleurig is zoals een wijn uit de Provence in Frankrijk, of donker, dat zegt in principe niets over de smaak van de rosé. Een donkere rosé kan bijvoorbeeld heel goed droog zijn. Rosé wijnen uit Portugal kunnen een breed scala aan smaken hebben, variërend van fris en fruitig tot meer complex en gestructureerd. Dit is afhankelijk van vele factoren zoals de gebruikte druivenrassen, het klimaat, de terroir en natuurlijk door de gebruikte technieken. Over het algemeen zijn ze echter vaak droog, maar zitten goed in het fruit, zijn levendig en heerlijk verfrissend. Door hun frisse en levendige karakter passen Portugese roséwijnen goed bij een verscheidenheid aan gerechten, waaronder salades, gegrilde vis, zeevruchten, lichte pasta's en Aziatische gerechten zoals sushi. Ze zijn ook heerlijk om van te genieten als borrelwijn in het voorjaarszonnetje en op warme zomerdagen.